INHOUDSTAFEL | LEZINGEN VAN VANDAAG

LECTIONARIUM

van de

TRIDENTIJNSE MIS

Quatertemperzaterdag in de Advent

Jesaja 19:20-22 Dit zal een teken zijn en getuige Voor Jahweh der heirscharen in het land van Egypte: Wanneer ze dan tot Jahweh roepen om hun verdrukkers, Zal Hij hun een Verlosser zenden, een Wreker, die hen zal redden. Zo zal Jahweh zich aan Egypte openbaren, En Egypte Jahweh erkennen op die dag; Het zal Hem dienen met offers en gaven, Gelofte afleggen aan Jahweh, en trouw ze volbrengen. Zo zal Jahweh Egypte kastijden: Het slaan ter genezing! En wanneer ze zich dan tot Jahweh bekeren, Zal Hij zich laten verbidden, en hen weer genezen!

Jesaja 35:1-7 Dan zal de steppe juichen met de woestijn, En de wildernis jubelen en bloeien; Zij zal tieren welig als lelies, Jubelen, juichen en zingen. Dan valt haar de pracht van de Libanon ten deel, De luister van Karmel en Sjaron: Ze zullen de glorie van Jahweh aanschouwen, De heerlijkheid van onzen God. Maakt dan de slappe handen krachtig, Stevigt de knikkende knieën; Zegt tot de harten in angst: Houdt moed, hebt geen vrees! Ziet, hier is uw God; Hij komt, om de wraak te voltrekken! God zal vergelden; Zelf zal Hij komen, om u te verlossen! Dan worden de ogen der blinden ontsloten, En de oren der doven gaan open; De lamme springt op als een hert, De tong van den stomme zal juichen! Zelfs in de steppe borrelen de wateren omhoog, En de beken in de woestijn; De gloeiende bodem wordt een plas, Het dorre land een fontein. En op de plek, waar de jakhalzen liggen, En de struisvogels wonen, Schiet het riet met de biezen omhoog,

Jesaja 40:9-11 Bestijg de hoogste berg, Gij vreugdebode van Sion; Verhef uw stem met kracht, Jerusalems vreugdegezant. Laat luid ze weerschallen, En wees niet bevreesd; Roep tot de steden van Juda: Hier is uw God! Zie, Jahweh, de Heer, komt met kracht, En zijn arm voert de macht; Zijn vergelding komt met Hem mee, Zijn beloning gaat voor Hem uit. Als een herder weidt Hij zijn kudde, Neemt de schaapjes op in zijn arm; Hij legt ze neer in zijn schoot, En leidt er de moeders naar toe.

Jesaja 45:1-8 Zo spreekt Jahweh tot zijn gezalfde, Tot Cyrus, die Hij bij de rechterhand heeft gevat: Om volken voor hem neer te werpen, En vorsten de gordel van de lenden te trekken; Om deuren voor hem los te rukken, Geen poorten blijven gesloten. Ik zelf ga voor u uit, En zal de hoogten voor u slechten; Bronzen poorten trap Ik in, Ijzeren grendels sla Ik stuk; Verborgen schatten zal Ik u geven, En goed verstopte fortuinen. Opdat ge moogt weten, dat Ik, Jahweh, het ben, Ik, Israëls God, die u riep bij uw naam! Terwille van Jakob, mijn dienaar, Van Israël, mijn uitverkorene, Heb Ik u bij uw naam geroepen, U een titel geschonken, zonder dat ge Mij kent. Ik ben Jahweh, er is geen ander; Buiten Mij bestaat er geen god. Ik heb u omgord, zonder dat ge Mij kent: Opdat men zou weten Van het oosten tot het westen, Dat er geen ander bestaat buiten Mij! Ik ben Jahweh, er is geen ander! Ik vormde het licht, En heb het duister geschapen; Het heil verwekt, En het onheil gesticht: Ik, Jahweh, heb dit alles gedaan! Hemelen, dauwt uit de hoge, Wolken, laat de gerechtigheid stromen; Aarde open uw schoot, Om vrucht van verlossing te dragen, En gerechtigheid te laten ontspruiten: Ik, Jahweh, heb het gewrocht!

Daniël 3:47-51,52-56 De vlammen laaiden boven de oven uit, negen en veertig el hoog. Langs alle kanten sloegen ze uit, en verbrandden ook de Chaldeën, die ze rond de oven konden bereiken. Want de engel des Heren was met Azarja en zijn vrienden in de oven gedaald, en joeg de vuurvlammen buiten de oven. Maar de oven maakte hij van binnen koel, alsof er een morgenwind waaide; het vuur raakte hen zelfs niet aan, pijnigde en deerde hen niet. Toen hieven die drie in de oven een loflied aan, en verheerlijkten en zegenden God uit één mond: Geloofd zijt Gij, Heer, o God onzer vaderen; Geprezen, verheven voor eeuwig! Geloofd zij uw heilige en heerlijke Naam; Geprezen, verheven in de eeuwen der eeuwen! Geloofd zijt Gij in uw heilige en heerlijke tempel; Geprezen, verheven voor eeuwig! Geloofd zijt Gij op de troon van uw rijk; Geprezen, verheven voor eeuwig! Geloofd zijt Gij, die tronend op Cherubs de afgrond Geprezen, verheven voor eeuwig! doorschouwt; Geloofd zijt Gij in het firmament van de hemel; Geprezen, verheven voor eeuwig!

De tweede brief aan de Tessalonicenzen 2:1-8 Broeders, met betrekking tot de wederkomst van onzen Heer Jesus Christus en onze vereniging met Hem, verzoeken we u, niet zo gemakkelijk uw bezinning te verliezen, en u niet van streek te laten brengen door een geestesuiting, door een woord of door een brief, die van ons heet te komen: alsof de Dag des Heren aanstaande is. Laat niemand u misleiden, hoe dan ook. Want voordat de afval heeft plaats gehad, en de Man der goddeloosheid is verschenen, het kind der verdoeming, de tegenstander die zich verheft tegen al wat God of heilig heet, zodat hij zich neerzet in Gods tempel en zich aanstelt als God…..komt de Dag des Heren niet. Herinnert gij u niet, dat ik u dit gezegd heb, toen ik nog bij u was? En nu weet gij, wat hem tegenhoudt, zodat hij eerst te zijner tijd zich openbaren zal. Zeker, het mysterie der ongerechtigheid is reeds aan het werk; maar er is er nog een, die het tegenhoudt. Eerst als deze verdwenen zal zijn, dan zal de Goddeloze verschijnen, dien de Heer Jesus zal vernietigen door de adem van zijn mond, en verlammen door de glans van zijn komst;

Het Evangelie volgens Lucas 3:1-6 In het vijftiende regeringsjaar van keizer Tiberius, toen Pontius Pilatus landvoogd was van Judea, Herodes viervorst van Galilea, zijn broer Filippus viervorst van Iturea en het gewest Trachonitis, en Lusánias viervorst van Abilene. onder den hogepriester Annas en Káifas, kwam Gods woord tot Johannes, den zoon van Zakarias, in de woestijn. Toen trad hij op in heel de omtrek van de Jordaan, en preekte een doopsel van boetvaardigheid tot vergiffenis der zonden; zoals geschreven staat in het boek der voorspellingen van den profeet Isaias: De stem van een roepende in de woestijn. Bereidt de weg des Heren, Maakt recht zijn paden. Elk ravijn zal worden gedempt, Iedere berg en heuvel worden geslecht; De kronkelpaden zullen recht, De oneffene wegen effen worden. En alle vlees zal zien Gods heil.