INHOUDSTAFEL | LEZINGEN VAN VANDAAG

LECTIONARIUM

van de

TRIDENTIJNSE MIS

Dertiende zondag na Pinksteren

De brief aan de Galaten 3:16-22 Welnu, de Beloften zijn gedaan aan Abraham en aan zijn Zaad; er wordt niet gezegd: “aan zijn zaden,” alsof er spraak was van meerderen, maar “aan uw Zaad,” als van één, en dit is Christus. Ik besluit dus: een vroegere geldige wilsbeschikking Gods wordt niet ongeldig gemaakt door een Wet, die vierhonderd dertig jaar later komt, zodat de Belofte zou komen te vervallen. Welnu, wanneer dit Erfdeel werd geschonken uit kracht van de Wet, dan zou het niet zijn geschonken uit kracht der Belofte; en toch heeft God het door een Belofte aan Abraham goedgunstig verleend. Wat heeft de Wet dan voor zin? Om wille der overtredingen is ze er aan toegevoegd, totdat het Zaad zou zijn gekomen, tot wien de Belofte gericht was. —Ze werd door engelen uitgevaardigd door tussenkomst van een middelaar; welnu een middelaar van één persoon bestaat er niet; en God is één. Is dan soms de Wet met Gods Belofte in strijd? Onmogelijk! Zeker, wanneer er een Wet was gegeven, die het Leven kon schenken, dan zou de gerechtigheid inderdaad afhankelijk zijn van de Wet; maar de Schrift heeft alles opgesloten onder de zonde, opdat de Belofte aan de gelovigen zou worden vervuld door het geloof in Jesus Christus.

Het Evangelie volgens Lucas 17:11-19 Op zijn reis naar Jerusalem trok Hij langs de grens van Samaria en Galilea heen. Toen Hij zeker dorp binnenging, kwamen Hem tien melaatsen tegemoet. Ze bleven op een afstand staan, en riepen luid: Jesus, Meester, ontferm U onzer. Toen Hij ze zag, zei Hij hun: Gaat heen, vertoont u aan de priesters. En terwijl ze er heen gingen, werden ze rein. Eén van hen keerde terug, zodra hij zich genezen zag. Met luider stem verheerlijkte hij God; en hij viel op zijn aangezicht neer voor zijn voeten, en dankte Hem: en dat was een Samaritaan. Nu nam Jesus het woord, en sprak: Zijn er geen tien gereinigd? Waar zijn de negen anderen? Heeft men niemand anders terug zien keren, om eer te brengen aan God, dan dezen vreemdeling alleen? En Hij zeide tot hem: Sta op, en ga heen; uw geloof heeft u gered.