INHOUDSTAFEL | LEZINGEN VAN VANDAAG

LECTIONARIUM

van de

TRIDENTIJNSE MIS

Dinsdag in de Passieweek

Daniël 14:27,28-42 Toen de Babyloniërs hiervan hoorden, werden ze woedend; ze schoolden tegen den koning samen, en zeiden: De koning is een Jood geworden! Bel heeft hij vernield, den draak gedood, en de priesters laten vermoorden. Ze gingen naar den koning, en zeiden tot hem: Lever ons Daniël uit, anders doden wij u en de uwen. De koning voelde zich ernstig bedreigd, en noodgedwongen leverde hij hun Daniël uit. Men gooide hem in de leeuwenkuil, waarin hij zes dagen bleef. In die kuil waren toen zeven leeuwen, wie men dagelijks twee lijken en twee schapen gaf; maar nu gaf men ze niets, opdat ze Daniël zouden verslinden. Toen leefde er in Juda een profeet, Habakuk genaamd. Deze had een moes gekookt, en daarbij brood in een schotel gebrokkeld; hij wilde nu juist naar de akker gaan, om het aan de maaiers te brengen. Maar een engel des Heren sprak Habakuk aan: Breng het maal, dat ge daar hebt, naar Babel voor Daniël in de leeuwenkuil. Habakuk antwoordde: Ik heb Babel nog nooit gezien, en de kuil ken ik evenmin. Toen greep de engel des Heren hem bij de kruin van zijn hoofd, pakte hem bij de haren vast, en verplaatste hem in een ademtocht naar Babel, boven de kuil. Daar riep Habakuk: Daniël, Daniël; neem het maal, dat God u zendt. En Daniël sprak: o God, Gij zijt mijner indachtig gebleven; neen, Gij verlaat niet die U liefhebben! Toen stond Daniël op, en at. En Gods engel bracht Habakuk in een enkel ogenblik terug op zijn plaats. De zevende dag ging de koning uit, om Daniël te bewenen. Hij kwam bij de kuil, keek er in, en zag er Daniël zitten. Nu juichte de koning het uit: Groot zijt Gij, Heer, God van Daniël; er is geen ander buiten U! En hij liet hem eruit halen. Maar die zijn onheil hadden bewerkt, liet hij in de leeuwenkuil gooien, en ze werden ogenblikkelijk onder zijn ogen verslonden. Toen sprak de koning: Alle bewoners van heel de wereld moeten den God van Daniël vrezen; want Hij, die Daniël uit de leeuwenkuil heeft verlost, is een Redder, die tekenen en wonderen doet op de aarde!

Het Evangelie volgens Johannes 7:1-13 Daarna trok Jesus in Galilea rond; want Hij wilde niet in Judea vertoeven, omdat de Joden Hem zochten te doden. Maar toen het loofhuttenfeest der Joden begon te naderen, zeiden zijn broeders tot Hem: Vertrek van hier en ga naar Judea, opdat ook uw leerlingen de werken zien, die Gij verricht. Want niemand handelt in het verborgen, als hij bekend wil worden. Nu Gij toch deze dingen doet, vertoon U dan ook aan de wereld. Want ook zijn broeders zelf geloofden niet in Hem. Jesus sprak dus tot hen: Mijn tijd is nog niet gekomen; maar uw tijd is er steeds. U kan de wereld niet haten; maar Mij haat ze wel, omdat Ik getuig, dat haar werken boos zijn. Gaat zelf maar naar dit feest; Ik ga nog niet naar dit feest, omdat mijn tijd nog niet is gekomen. Zo sprak Hij tot hen; en Hij bleef in Galilea. Eerst toen zijn broeders waren vertrokken, vertrok Hij ook zelf naar het feest; niet publiek, maar in stilte. De Joden nu zochten Hem op het feest, en zeiden: Waar is Hij? En er werd veel over Hem onder de menigte gemompeld. Sommigen zeiden: Hij is goed; anderen weer: Neen, Hij misleidt het volk. Maar niemand sprak publiek over Hem, uit vrees voor de Joden.