INHOUDSTAFEL | LEZINGEN VAN VANDAAG

LECTIONARIUM

van de

TRIDENTIJNSE MIS

Eerste zondag van de Vasten

De tweede brief aan de Korintiërs 6:1-10 Als medearbeiders vermanen we u bovendien, om Gods genade niet vruchteloos te ontvangen. Want Hij zegt: “Op gunstige tijd heb ik u verhoord, En op de dag van heil u geholpen.” Ziet, nu is het de gunstige tijd; ziet, nu is het de dag van heil. Op geen enkel punt geven we aanstoot, opdat er geen smet op de bediening valt. Integendeel, op alle punten strekken we onszelf tot aanbeveling, als dienaren Gods: Door het grootste geduld, In verdrukking, nood en benauwdheid; In slagen, gevangenschap en woeling, In arbeid, nachtwaken en vasten; Door reinheid, kennis en lankmoedigheid, Door goedheid, heilige geest en ongeveinsde liefde; Door prediking der waarheid, En goddelijke kracht; Met de wapenen der gerechtigheid In rechterhand en linkerhand; In eer en in schande, In kwade en goede faam. Als bedriegers, toch zijn we oprecht; Als onbekenden, toch overal bekend; Als stervenden, en zie, toch zijn we in leven; Als getuchtigden, en toch niet gedood; Als treurenden, toch steeds verheugd; Als armen, en velen maken we rijk; Als bezitlozen, toch bezitten we alles.

Het Evangelie volgens Matteüs 4:1-11 Toen werd Jesus door den Geest naar de woestijn geleid, om door den duivel te worden bekoord. En nadat Hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, kreeg Hij honger. De bekoorder naderde Hem, en zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg dan, dat deze stenen brood moeten worden. Maar Hij antwoordde: Niet van brood alleen leeft de mens, doch van ieder woord, dat komt uit de mond van God. Toen voerde de duivel Hem naar de heilige stad, plaatste Hem op het dakterras van de tempel, en zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp U dan naar beneden. Want er staat geschreven: “Zijn engelen zal Hij over u bevelen, en zij zullen u op de handen dragen, opdat ge aan geen steen uw voet zoudt stoten”. Jesus zeide hem: Er staat ook geschreven: “Gij zult den Heer uw God niet beproeven”. Weer nam de duivel Hem mee naar een zeer hoge berg, en toonde Hem alle koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid. En hij zeide: Dit alles zal ik U geven, zo Gij neervalt en mij aanbidt. Toen sprak Jesus: Ga heen, satan; want er staat geschreven: “Gij zult den Heer uw God aanbidden, en Hem alleen dienen”. Toen verliet Hem de duivel, en zie, de engelen naderden, en dienden Hem.