INHOUDSTAFEL | LEZINGEN VAN VANDAAG

LECTIONARIUM

van de

TRIDENTIJNSE MIS

H. Lucas, Evangelist

De tweede brief aan de Korintiërs 8:16-24 God zij dank, die in Titus’ hart zulk een ijver voor u heeft neergelegd, dat hij niet slechts aan onze oproep gehoor gaf, maar geheel uit vrije beweging en zelfs met geestdrift naar u toe is gegaan. Tegelijk met hem zenden we den broeder mee, die door alle kerken om zijn evangeliewerk geprezen wordt, en die bovendien door de kerken aangewezen is tot onzen reisgezel bij het liefdewerk, dat we tot glorie des Heren en tot bewijs onzer bereidvaardigheid hebben ondernomen. Hierdoor voorkomen we, dat iemand ons zou verdenken bij het beheer van deze rijke gave; want we zijn bedacht op de goede schijn, niet slechts in de ogen des Heren, maar ook in de ogen der mensen. Met hen beiden zenden we onzen broeder mee, dien we vaak in veel zaken vol ijver bevonden, en die thans met nog meer ijver is bezield door zijn groot vertrouwen op u. Wat Titus betreft, hij is mijn metgezel en medearbeider bij u; wat de broeders aangaat, ze zijn afgevaardigden der kerken, de glorie van Christus. Welnu dan, levert hun ten overstaan der kerken het onomstotelijk bewijs van úw liefde, en van òns recht, om te roemen op u.

Het Evangelie volgens Lucas 10:1-9 Daarna stelde de Heer nog twee en zeventig anderen aan, en zond ze twee aan twee voor Zich uit naar elke stad of plaats, waar Hij zelf naar toe wilde gaan. En Hij sprak tot hen: De oogst is groot, maar werklieden zijn er weinig. Vraagt dus den Heer van de oogst, dat Hij werklieden zendt in zijn oogst. — Gaat heen; zie, Ik zend u als lammeren midden onder de wolven. Draagt geen beurs mee, geen reiszak, geen schoenen; en groet niemand onderweg. — Wanneer gij een huis binnenkomt, zegt dan eerst: Vrede aan dit huis! En als daar een kind van de vrede woont, zal uw vrede op hem rusten; zo niet, dan keert hij terug op u. Blijft in dat huis; eet en drinkt wat men er heeft; want de arbeider heeft recht op zijn loon. Gaat niet van het ene huis naar het andere. — En in welke stad gij ook komt, waar men u ontvangt, eet wat u wordt voorgezet; geneest de zieken die er zijn, en zegt hun: Het koninkrijk Gods is nabij.