INHOUDSTAFEL | LEZINGEN VAN VANDAAG

LECTIONARIUM

van de

TRIDENTIJNSE MIS

HH. Filippus en Jakobus, apostelen

Wijsheid 5:1-5 Dan staat de rechtvaardige met groot vertrouwen Tegenover hen, die eens hem verdrukten, En verachtelijk neerzagen op zijn zwoegen. Dezen zullen bij dat gezicht van grote vreze worden bevangen, Geheel ontsteld over dat onverwachte heil; Ze zullen tegen elkander zeggen, met rouw in het hart, En in hun zielsangst zuchten: Dit is nu de man, dien wij vroeger bespotten Als een toonbeeld van hoon, wij verdwaasden. Wij hebben zijn leven voor waanzin gehouden, En zijn einde voor eerloos; Hoe wordt hij nu onder de kinderen Gods geteld, En deelt hij het lot van de heiligen!

Het Evangelie volgens Johannes 14:1-13 Uw hart worde niet ontsteld. Gij gelooft in God; gelooft ook in Mij. In het huis van mijn Vader zijn vele woningen. Wanneer dit zo niet was, dan zou Ik het u hebben gezegd; want Ik ga er juist heen, om u een plaats te bereiden. En wanneer Ik zal zijn heengegaan en u een plaats zal hebben bereid, dan kom Ik terug, en zal u tot Mij nemen; opdat ook gij moogt zijn, waar Ikzelf ben. Gij kent de weg naar de plaats, waar Ik heenga. — Tomas zei Hem: Heer, we weten niet eens, waar Gij heengaat; hoe zouden we dan de weg kennen? Jesus sprak tot hem: Ik ben de weg, de waarheid en het leven; niemand komt tot den Vader, dan door Mij. Daar gij nu Mij hebt gekend, zult gij ook den Vader kennen; van dit ogenblik af kent gij Hem, en hebt gij Hem gezien. — Filippus zei Hem: Heer, laat ons den Vader zien; dan zijn we tevreden. Jesus sprak tot hem: Zo lange tijd ben Ik bij u, en kent ge Mij nog niet, Filippus? Wie Mij heeft gezien, heeft den Vader gezien; hoe zegt ge dan: Laat ons den Vader zien? Gelooft gij dan niet, dat Ik in den Vader ben, en de Vader in Mij? De woorden, die Ik u toespreek, zeg Ik niet uit Mijzelf; het is de Vader, die in Mij blijft, die zelf de werken verricht. Gelooft het van Mij: Ik ben in den Vader, en de Vader is in Mij. Zo niet; gelooft het dan op grond van de werken. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, ook hij zal de werken doen, die Ik zelf verricht; en zelfs grotere zal hij doen. Want Ik ga naar den Vader; en alles zal Ik doen, wat gij Hem zult vragen in mijn naam, opdat de Vader verheerlijkt wordt in den Zoon.