LECTIONARIUM
van de
TRIDENTIJNSE MIS
Kerstdag: dagmis
De brief aan de Hebreeën 1:1-12 Nadat God eertijds vele malen en op velerlei wijzen tot de Vaders gesproken heeft door de Profeten, heeft Hij aan het einde dezer dagen tot ons gesproken door den Zoon, dien Hij gesteld heeft tot erfgenaam van al zijn bezit en door wien Hij de wereld gemaakt heeft. Deze is de afstraling zijner Glorie en de afdruk van zijn Wezen, en Hij draagt het heelal door het woord zijner Macht; Hij heeft de reiniging van zonden bewerkt, en toen Zich neergezet aan de rechterhand der Majesteit in den hoge. Even hoog staat Hij boven de engelen, als de Naam, die Hij ontving, voortreffelijker is dan de hunne. Want tot wien der engelen heeft Hij ooit gezegd: “Gij zijt mijn Zoon, Ik heb U heden verwekt.” Of wederom: “Ik zal Hem tot Vader zijn, En Hij zal Mij wezen tot Zoon.” En wanneer Hij den Eerstgeborene de wereld binnenleidt, zegt Hij opnieuw: “Alle engelen Gods moeten Hem aanbidden.” En van de engelen zegt Hij: “Die zijn engelen geesten maakt, En zijn knechten vlammend vuur.” Maar van den Zoon: Uw troon, o God, is in de eeuwen der eeuwen, En uw koningschepter is de schepter van het recht. Gij hebt gerechtigheid bemind, En ongerechtigheid gehaat. Daarom, o God, heeft uw God U gezalfd, Met vreugde-olie boven uw genoten. En: Heer, in den beginne hebt Gij de aarde gegrond, En de hemelen zijn de werken uwer handen. Zij zullen vergaan, maar Gij blijft! Als een kleed zullen ze allen verslijten. Als een mantel rolt Gij ze op, En als een kleed zullen ze worden verwisseld. Maar Gij blijft dezelfde, En uw jaren nemen geen einde.
Het Evangelie volgens Johannes 1:1-18 In het begin was het Woord; En het Woord was bij God, En het Woord was God; Het was bij God in het begin. Alles is door Hem ontstaan; En zonder Hem is niets ontstaan. In wat bestond, was Hij het leven, En het Leven was het licht der mensen; Het Licht schijnt in de duisternis, Maar de duisternis nam het niet aan. Er kwam een mens, van God gezonden; Johannes was zijn naam. Hij kwam tot getuigenis, om van het Licht te getuigen, Opdat allen door hem zouden geloven. Hijzelf was niet het Licht, Maar hij moest getuigen van het Licht. Het waarachtige Licht, Dat alle mensen verlicht, Kwam in de wereld. Hij was in de wereld, En ofschoon de wereld door Hem was ontstaan, Erkende de wereld Hem niet. Hij kwam in zijn eigen bezit; Ook de zijnen ontvingen Hem niet. Maar aan allen, die Hem ontvingen, Gaf Hij de macht, Gods kinderen te worden: Aan allen, die in zijn Naam geloven, Die niet uit bloed, Noch uit de wil van vlees of man, Maar die uit God zijn geboren. Het Woord is vlees geworden, En heeft onder ons gewoond! En wij hebben zijn glorie aanschouwd: Een glorie als van den Eengeborene uit den Vader, Vol van genade en waarheid. Johannes getuigde van Hem en riep uit: Van Hem was het, dat ik sprak: Die na mij komt, is mij voorafgegaan; Want Hij bestond eerder dan ik. Waarachtig, uit zijn volheid ontvingen wij allen De éne genade na de andere; Zeker, de Wet is door Moses gegeven, Maar de genade en waarheid zijn door Jesus Christus gekomen. Niemand heeft ooit God gezien; God zelf, de eengeboren Zoon, Die in de schoot des Vaders is, Heeft Hem verkondigd.