LECTIONARIUM
van de
TRIDENTIJNSE MIS
Quatertemperzaterdag in de Vasten
Deuteronomium 26:12-19 Wanneer gij in het derde jaar, het jaar van de tienden, de hele tiende van uw opbrengst hebt afgeleverd, en ze den leviet, den vreemdeling, den wees en de weduwe hebt gegeven, om ze in uw woonplaats te eten en zich te verzadigen, dan moet gij getuigen voor het aanschijn van Jahweh, uw God: Ik heb de heilige gaven uit mijn huis gebracht, en ze den leviet, den vreemdeling, den wees en de weduwe gegeven, geheel overeenkomstig uw gebod, dat Gij mij hebt gegeven. Ik heb uw geboden niet overtreden of vergeten. Ik heb er niet van gegeten tijdens mijn rouw, er niets van weggebracht in staat van onreinheid, en er niets van aan een dode gegeven; ik ben gehoorzaam geweest aan Jahweh, mijn God, en heb alles gedaan, wat Gij mij hebt geboden. Zie neer uit de hemel, uw heilige woning, en zegen uw volk Israël en het land, dat Gij ons hebt gegeven, zoals Gij het aan onze vaders onder ede beloofd hebt, het land, dat druipt van melk en honing. Heden beveelt u Jahweh, uw God, al deze bepalingen en voorschriften te volbrengen; gij moet ze dus met heel uw hart en heel uw ziel getrouw onderhouden. Gij hebt heden aan Jahweh laten betuigen, dat Hij uw God zal zijn, dat gij zijn wegen wilt bewandelen, zijn bepalingen. geboden en voorschriften onderhouden, en wilt luisteren naar zijn stem. En Jahweh heeft heden aan u laten betuigen, dat gij zijn volk en zijn eigendom zult zijn, zoals Hij het u heeft beloofd, zo gij al zijn geboden onderhoudt; dat Hij u in eer, glorie en roem hoog boven alle volken zal verheffen, die Hij heeft gemaakt, en dat gij een volk zult zijn, dat aan Jahweh, uw God, blijft gewijd, zoals Hij beloofd heeft.
Deuteronomium 11:22-25 Zo gij al deze geboden, die ik u bevolen heb te volbrengen, nauwgezet onderhoudt, zo gij Jahweh, uw God, bemint, al zijn wegen bewandelt, en aan Hem u blijft hechten, dan zal Jahweh al deze volken voor u verdrijven, en zult gij volken verjagen, die in getal en macht u overtreffen. Dan zal elke plek, die uw voetzool betreedt, u toebehoren; dan zal uw grondgebied zich uitstrekken van de woestijn tot de Libanon, en van de grote rivier, de rivier de Eufraat, tot de zee in het westen. Dan zal niemand voor u stand kunnen houden, en zal Jahweh, uw God, vrees en ontzetting voor u over heel het land doen komen, dat gij doorkruist, zoals Hij het u heeft beloofd.
Het tweede boek Makkabeeën 1:22-26,27 Maar zodra na enige tijd de zon, die tot dan toe door wolken bedekt was, hel begon te schijnen, laaiden er tot aller verbazing grote vlammen uit op. Terwijl nu het offer verteerde, begonnen de priesters en alle aanwezigen te bidden. Jochanan zette in, en de overigen antwoordden tezamen met Nehemias. Het gebed luidde als volgt: Jahweh, Heer en God, Schepper van alles; Ontzagwekkende en Machtige, Rechtvaardige en Barmhartige; Gij alleen zijt Koning en goed! Gij alleen geeft het leven; Gij alleen zijt rechtvaardig, almachtig en eeuwig; Gij zijt het, die Israël redt uit alle nood, Die onze vaderen uitverkoren hebt en geheiligd. Wil dit offer aanvaarden, Dat voor heel Israël, uw volk, wordt gebracht; Wil uw erfdeel beschermen, En heilig het weer. Breng ons uit de verstrooiing bijeen, En verlos hen, die onder de heidenen dienen; Zie neer op die zijn versmaad en veracht; Laat de heidenen erkennen, dat Gij onze God zijt!
Wijsheid van Jezus Sirach 36:1-7 Red ons, God van het heelal, En boezem alle naties schrik voor U in; Hef uw hand op tegen het vreemde volk, Opdat zij uw machtige daden aanschouwen. Zoals Gij hùn uw heiligheid getoond hebt in òns, Laat òns zo uw heerlijkheid zien in hén: Opdat zij erkennen, zoals wij het weten, Dat er geen God is buiten U! Vernieuw de tekenen, herhaal uw wonderen, Verheerlijk uw hand, maak sterk uw arm; Wek uw gramschap op, stort uw toorn uit, Buig den vijand, stoot den tegenstander terug. Verhaast het einde, de tijd van uw komst; Want wie zal U zeggen: Wat doet Gij?
Daniël 3:47-51,52-56 De vlammen laaiden boven de oven uit, negen en veertig el hoog. Langs alle kanten sloegen ze uit, en verbrandden ook de Chaldeën, die ze rond de oven konden bereiken. Want de engel des Heren was met Azarja en zijn vrienden in de oven gedaald, en joeg de vuurvlammen buiten de oven. Maar de oven maakte hij van binnen koel, alsof er een morgenwind waaide; het vuur raakte hen zelfs niet aan, pijnigde en deerde hen niet. Toen hieven die drie in de oven een loflied aan, en verheerlijkten en zegenden God uit één mond: Geloofd zijt Gij, Heer, o God onzer vaderen; Geprezen, verheven voor eeuwig! Geloofd zij uw heilige en heerlijke Naam; Geprezen, verheven in de eeuwen der eeuwen! Geloofd zijt Gij in uw heilige en heerlijke tempel; Geprezen, verheven voor eeuwig! Geloofd zijt Gij op de troon van uw rijk; Geprezen, verheven voor eeuwig! Geloofd zijt Gij, die tronend op Cherubs de afgrond Geprezen, verheven voor eeuwig! doorschouwt; Geloofd zijt Gij in het firmament van de hemel; Geprezen, verheven voor eeuwig!
De eerste brief aan de Tessalonicenzen 5:14-23 Broeders, we sporen u aan: berispt de leeglopers, bemoedigt de kleinmoedigen, ondersteunt de zwakken, weest jegens allen geduldig. Past op, dat niemand kwaad met kwaad vergeldt; maar streeft allen het goede na jegens elkander en jegens allen. Weest altijd blijde. Bidt zonder ophouden; brengt dankzegging voor alles; want dit is voor u Gods wil in Christus Jesus. Blust den Geest niet uit, versmaadt de profetieën niet; maar onderzoekt alles, en behoudt het goede. Onthoudt u van kwaad onder iedere vorm. Dan moge de God van de vrede zelf u heiligen heel en al; uw geest, uw ziel en uw lichaam blijve ongerept bewaard en onberispelijk tot de komst van Jesus Christus onzen Heer.
Het Evangelie volgens Matteüs 17:1-9 Zes dagen later nam Jesus Petrus, Jakobus en Johannes, zijn broer, alleen met Zich mee, en bracht ze op een hoge berg. En Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd; zijn aanschijn schitterde als de zon, en zijn klederen werden wit als sneeuw. Zie, Moses en Elias verschenen hun, en spraken met Hem. Toen nam Petrus het woord, en zeide: Heer, het is ons goed, hier te zijn; zo Gij wilt, zal ik hier drie tenten opslaan: één voor U, één voor Moses, en één voor Elias. Terwijl hij nog sprak, zie, daar overschaduwde hen een lichtende wolk. En zie, een stem sprak uit de wolk: Deze is mijn geliefde Zoon, in wien Ik mijn welbehagen heb; luistert naar Hem. Toen de leerlingen dit hoorden, vielen ze op hun aangezicht neer, en werden zeer bevreesd. Maar Jesus kwam naar hen toe, raakte ze aan, en sprak: Staat op, en vreest niet. Toen ze nu de ogen opsloegen, zagen ze niemand dan Jesus alleen. En terwijl ze afdaalden van de berg, gebood Jesus hun: Vertelt aan niemand dit gezicht, voordat de Mensenzoon van de doden is opgestaan.