INHOUDSTAFEL | LEZINGEN VAN VANDAAG

LECTIONARIUM

van de

TRIDENTIJNSE MIS

Woensdag in de tweede week van de Vasten

Ester 13:8-11,15-17 En al de wonderwerken des Heren indachtig, bad Mordokai aldus: Heer, Jahweh, almachtige Koning! Gij hebt macht over alles, en niemand kan U weerstaan, wanneer Gij Israël wilt redden. Want Gij hebt hemel en aarde geschapen met al wat men onder de hemel bewondert. Gij zijt Heer over alles, en omdat Gij er de Heer van zijt, kan niemand U weerstreven. En nu Heer, God en Koning, God van Abraham, spaar uw volk! Want men belaagt ons, om ons te verderven, en doet pogingen, om ons, uw erfdeel van ouds, te vernietigen. Veracht toch niet uw bezit, dat Gij U uit Egypte hebt vrijgekocht. Verhoor mijn gebed, wees uw erfdeel genadig en verander onze droefheid in vreugde, opdat wij het leven behouden en uw Naam mogen prijzen, o Heer; laat toch de mond niet verstommen van hen die U loven!

Het Evangelie volgens Matteüs 20:17-28 Toen Jesus naar Jerusalem ging, nam Hij onderweg de twaalf leerlingen ter zijde, en sprak tot hen: Ziet, wij gaan op naar Jerusalem; en de Mensenzoon zal worden overgeleverd aan de opperpriesters en schriftgeleerden, en ze zullen Hem ter dood veroordelen. Ze zullen Hem overleveren aan de heidenen, om Hem te bespotten en te geselen en te kruisigen; maar op de derde dag zal Hij verrijzen. Nu kwam de moeder der zonen van Zebedeüs naar Hem toe, vergezeld van haar zonen; ze viel voor Hem neer, om Hem iets te vragen. Hij zeide haar: Wat verlangt ge? Ze sprak: Laat deze twee zonen van mij gezeten zijn in uw rijk, de een aan uw rechter-, de ander aan uw linkerhand. Maar Jesus antwoordde: Gij weet niet, wat gij vraagt. Kunt gij de kelk drinken, die Ik drinken zal? Ze zeiden: Dat kunnen we. Hij sprak tot hen: Mijn kelk zult gij wel drinken; maar het zitten aan mijn rechter- en linkerhand kan Ik niet geven; dit is voor hen, wien het door mijn Vader bereid is. Toen de tien anderen dit hoorden, werden ze verontwaardigd op de beide broers. Maar Jesus riep hen naar Zich toe, en sprak: Gij weet, dat de vorsten over de volkeren heersen, en dat de rijksgroten ze hun macht laten voelen. Zo moet het niet zijn onder u; maar wie onder u groot wil worden, moet uw dienaar zijn; en wie onder u de eerste wil wezen, moet uw knecht zijn. Ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en zijn leven te geven tot losprijs voor velen.