INHOUDSTAFEL | LEZINGEN VAN VANDAAG

LECTIONARIUM

van de

TRIDENTIJNSE MIS

Woensdag in het octaaf van Pasen

Handelingen van de Apostelen 3:13-15,17-19 De God van Abraham, van Isaäk, en Jakob, de God onzer vaderen, heeft Jesus zijn Dienaar verheerlijkt, dien gij hebt overgeleverd en voor Pilatus verloochend, toen deze besloot, Hem in vrijheid te stellen. Gij hebt den Heilige en Rechtvaardige verloochend. Gij hebt het als een gunst verzocht, dat een moordenaar genade ontving; maar den Leidsman ten leven hebt gij gedood. Maar God heeft Hem opgewekt uit de doden; daarvan zijn wij de getuigen. Broeders, ik weet het wel, dat gij uit onwetendheid hebt gehandeld, en uw leiders eveneens. God heeft vervuld, wat Hij door de mond van alle profeten voorzegd had: dat zijn Christus zou lijden. Doet boete nu en bekeert u, opdat uw zonden worden uitgewist;

Het Evangelie volgens Johannes 21:1-14 Daarna verscheen Jesus nogmaals aan de leerlingen bij het meer van Tibérias. Hij verscheen op de volgende wijze: Eens waren Simon Petrus, Tomas, ook Didumus geheten, Natánaël uit Kana van Galilea, de zonen van Zebedeüs, en twee anderen van zijn leerlingen bijeen. Simon Petrus zeide tot hen: Ik ga vissen. Ze zeiden hem: Dan gaan wij met u mee. Ze trokken er dan op uit, en gingen de boot in; maar die nacht vingen ze niets. Toen reeds de morgen was aangebroken, stond Jesus aan het strand; maar de leerlingen wisten niet, dat het Jesus was. Jesus sprak tot hen: Jonge mannen, hebt gij wat vis? Ze antwoordden Hem: Neen. Hij zei hun: Werpt het net uit rechts van de boot, dan zult gij slagen. Ze wierpen het net uit; maar door het groot aantal vissen konden ze het niet meer ophalen. Nu sprak de leerling, dien Jesus liefhad, tot Petrus: Het is de Heer! Toen Simon Petrus hoorde, dat het de Heer was, deed hij, daar hij ontkleed was, zijn mantel om, en wierp zich in het meer. Daar men zich niet ver van de kust bevond, slechts ongeveer tweehonderd el, kwamen de andere leerlingen met de boot, en sleepten het net met de vissen achter zich aan. Toen ze geland waren, zagen ze een kolenvuur liggen, en vis en brood er bovenop. Jesus zeide hun: Haalt van de vissen, die ge nu gevangen hebt. Simon Petrus ging aan boord, en sleepte het net aan wal; het was vol grote vissen, honderd drie en vijftig in getal; en ondanks dit aantal was het net niet gescheurd. Jesus zei hun: Komt ontbijten. Niemand van de leerlingen durfde Hem vragen: Wie zijt Gij? Want ze wisten, dat het de Heer was. Jesus kwam nader, nam het brood en gaf het hun, en de vis eveneens. Zo verscheen Jesus nu de derde maal aan zijn leerlingen, na zijn verrijzenis uit de doden.